Toeleven naar een grens
(een herinnering aan mijn vader)
Hoe kon hij zitten voor het raam
tevreden en verstild
kijkend naar kinderspel
en al het andere bewegen
het hevig woelen van het lieve leven
er heel dichtbij
en als het ware toch
wat los er van
er al wat uitgetild
Hoe kon hij kijken naar het licht
en naar het stil verschijnen van het donker
waardoor het laatste gloeien van de lucht
werd opgelost in grijs —
hoe heilig werd zijn donkerend vertrek
zijn ogen, langzaam wennend aan het duister
zagen al helderder
een zicht dat niet verdween
als hij terug kwam en mij groette
weer heel dichtbij
maar als het ware toch
met iets dat leek op afstand
om zich heen
INGE LIEVAART
uit "Gedichten over de ouderdom"
uitg. J.H.Kok, Kampen 1978
Uitzicht
Hoe dikwijls ik dit eendere traject
heb afgelegd in de vergane jaren,
steeds voel ik de vervoering in mij varen
wanneer de trein bij avondval vertrekt.
Het land ligt met zijn voren en zijn aren
windstil tot aan de einder uitgestrekt;
ik wilde dat ik alles zo perfect,
zo roerloos tot het eind toe kon bewaren.
Maar niets van wat met goddelijk geduld
op het bestaan bevochten werd hield stand
in alle jaren die mij zijn ontvlogen.
En dit? Nog even, dan wordt ook dit land,
als alles wat volmaakt was in mijn ogen,
in nevel en in duisternis gehuld.
Uit: "Wij volgen een voor een hetzelfde pad"
Jean Pierre Rawie
uitg. Bert Bakker Amsterdam 2003
Achterhaald symbool
Ze hebben gezegd: het licht
is een achterhaald symbool.
Maar wat weten ze van het licht
dat de zekere vormen ontmantelt
tot stormen van licht waarin
soms een glimp, een hint, van licht
dat zich zo stilhoudt dat het bijna
is of het er niet is,
jawel, maar ondertussen
met zo'n finaliteit
het laatste van plaats en tijd
herleidend tot nihil
dat ik het met woorden omspeel,
het hart in de keel?
uit de bundel: "Laatste gedichten"
van Hans Andreus
uitg.Holland Haarlem 1977
Afscheid
Eén ogenblik voor het voorbije leven
Als voor 't bewogen spiegelvlak te staan
Van rimpelend water, dat met stadig beven,
Het beeld, eer het tot stand komt, doet vergaan.
De vorm te zien, die in het water drijft,
Onzuiver zo van kleuren als contouren
Die, vluchtig bij het allerlichtst beroeren,
Geen wezen heeft, dat in zichzelf beklijft.....
En heen te gaan - en niets dat achter blijft
Dan dingen, die wij meenden te bezitten.
En niet ons eigen waren, die als klitten
Nog hechten aan de plooien van ons kleed
Maar, die wij van ons doen, zoals we leed
En bitterheid en zorgen van ons deden
Als niet van ons, als dingen van 't verleden.....
Eén oogwenk voor het vlottend watervlak te staan
En naar 't verwarde spiegelbeeld te staren
Dat nog de trekken draagt, die de onze waren
En stil en eenzaam heen te gaan.
Jacqeline van der Waals
Tuin
De bomen komen uit de grond
en uit hun stam de twijgen
en ied'reen vindt het heel gewoon
dat zij weer bladeren krijgen.
We zien ze vallen naar de grond
en dan opnieuw weer groeien.
Zo heeft God ons door de aarde geleerd
dat àl wat sterft zal bloeien
Toon Hermans